Repareren kan je leren: op naar het Repair Café!
Repareren raakte de afgelopen decennia uit de mode. Raar, vond Martine Postma. Ze bedacht het Repair Café, en dat initiatief is inmiddels te vinden op honderden plaatsen in Nederland en daarbuiten. Nu is er een boek over haar initiatief, Postma schreef het zelf. Een voorpublicatie.
In samenwerking met Genoeg Magazine | Infographic: Tyra van Mossevelde
Toen ik besloot een boek te schrijven over het Repair Café, drong vanzelf de vraag zich op: hoe komt het eigenlijk dat repareren de afgelopen decennia uit de mode is geraakt? Voordat ik inga op alle leuke en bijzondere kanten van het Repair Café, wil ik allereerst die vraag beantwoorden. Want dat antwoord is het begin van het antwoord op een andere vraag, namelijk: hoe brengen we repareren weer terug als normale activiteit in de samenleving van nu?
Repareren was in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw volkomen normaal. Mensen knapten hun eigen fiets op, verstelden kleding, repareerden een stekker. Die vaardigheden werden in de samenleving van toen belangrijk gevonden. Kinderen leerden deze dingen van hun ouders, maar ook op school werd aandacht besteed aan reparatievaardigheden.
Voor wat je als leek niet zelf kon maken of repareren, was bijna in elke winkelstraat wel een oplossing. Fietsenmakers en schoenmakers hadden voldoende emplooi, bij winkels in huishoudelijke apparaten kon je altijd terecht als een apparaat een mankementje vertoonde. Reparatie was aantrekkelijk, ondanks het relatief hoge arbeidsloon dat ervoor moest worden betaald. Een nieuw product was over het algemeen nóg duurder.
In de loop van de jaren zestig begon dat te veranderen. Toen kwamen geleidelijk goedkopere producten op de markt. Dat had alles te maken met de grote hoeveelheden olie die in die tijd werden ontdekt: de grondstof voor plastic was ineens breed beschikbaar, en dus goedkoop. Ook van andere grondstoffen kwamen door de voortschrijdende techniek grotere hoeveelheden beschikbaar.
Ook namen machines steeds meer werk over van mensen. Machines werkten sneller en goedkoper. En de transportmogelijkheden breidden zich uit: vrachtwagens, schepen en vliegtuigen konden steeds meer spullen over lange afstanden vervoeren tegen geringe kosten. Wereldwijde communicatie werd steeds makkelijker. Dat alles maakte het voor grote bedrijven financieel aantrekkelijk om hun productiewerk te verplaatsen naar landen waar de lonen lager zijn dan in de westerse wereld. Zo kwam veel productiewerk uiteindelijk terecht in landen als China, India en Bangladesh.
Fabrikanten ontdekten bovendien dat ze helemaal niet altijd onverwoestbare producten hoefden te leveren. Nieuwe spullen produceren werd steeds makkelijker. Iets minder degelijk materiaal en een iets minder stevige constructie bleken ook te voldoen. Ging zo’n product kapot, dan kochten kanten sneller iets nieuws. Zo konden fabrikanten nieuwe spullen blijven verkopen!
Steeds meer, steeds goedkoper
Op deze manier hebben producenten de afgelopen decennia tal van kansen gekregen om hun productiekosten te verlagen en tegelijkertijd hun afzetmarkt te vergroten. Steeds meer steeds goedkopere producten hebben ze op de markt gebracht.
Dat is niet zonder gevolgen gebleven. Veel van die gevolgen zijn positief. Producten die vroeger alleen bereikbaar waren voor een kleine groep rijke mensen, zijn nu voor iedereen beschikbaar. Maar er zijn ook negatieve gevolgen. De opkomst van goedkope spullen heeft bijvoorbeeld enorm bijgedragen aan het ontstaan van de wereldwijde afvalberg, en die blijft groeien.
Het is simpelweg een kwestie van oorzaak en gevolg. Toen nieuwe spullen goedkoper werden, daalde ook de waarde die mensen gevoelsmatig aan hun eigendommen toekenden. De wens om er lang mee te doen, werd minder, en daarmee ook de neiging om spullen goed te onderhouden. Waarom zou je je moe maken? Je kon toch op elk moment voor weinig geld een nieuw exemplaar kopen?
Fabrikanten dreven de vraag bewust nog verder op. Zij gingen reclame maken voor steeds nieuwe producten en steeds nieuwe, nóg mooiere, nóg betere versies van bestaande. Mode ging ook meespelen. Zo werd een meubelstuk niet langer een kostbaar bezit voor het leven, maar iets wat je weg kon doen als je het niet leuk meer vond. Of zelfs: iets wat na een paar jaar echt wel weg moest omdat het uit de mode was.
Duur handwerk
Doordat nieuwe spullen relatief steeds goedkoper werden, werd reparatie door een professionele reparateur steeds minder aantrekkelijk. Dat kwam doordat reparatie bij uitstek handwerk is, dat een machine niet of nauwelijks kan doen. Repareren kost vooral tijd. De kosten die je betaalt voor een professionele reparatie, zijn dan ook meestal hoofdzakelijk arbeidskosten.
Reparatiewerk is ook niet te verplaatsen naar de andere kant van de wereld. Persoonlijk contact tussen klant en reparateur is vaak noodzakelijk, en als klant wil je je eigendom na een weekje ook wel weer terug. De arbeidskosten die je betaalt, zijn dus westerse, hoge bedragen.
Dit verklaart waarom professionele reparateurs, in tegenstelling tot producenten, hun kosten de afgelopen decennia niet hebben kunnen verlagen. Terwijl nieuwe producten relatief steeds goedkoper zijn geworden, is reparatie relatief alleen maar duurder geworden. Daardoor geldt voor steeds meer producten dat het goedkoper is om een nieuw exemplaar te kopen dan om het oude te laten repareren.
En dus laat niemand een staafmixer die in de winkel 20 euro kostte, voor 30 euro repareren. En moet je wel erg aan je oude winterjas gehecht zijn om er voor 80 euro een nieuwe voering in te laten zetten, terwijl je voor dat bedrag ook een hele nieuwe jas kunt kopen.
Reparateurs verdwijnen uit het straatbeeld
Deze economische ontwikkeling heeft ertoe geleid dat professionele reparateurs het de afgelopen decennia steeds zwaarder hebben gekregen. Het is steeds moeilijker geworden om met repareren alleen een fatsoenlijke boterham te verdienen. Het beroep van reparateur is dan ook steeds minder populair geworden. Jongeren beginnen er niet meer aan. De professionele reparateurs die er nog zijn, zitten vaak vlak voor hun pensioen. Als zij stoppen en geen opvolger klaarstaat, gaat ook hun winkel dicht. Zo verdwijnen reparateurs uit het straatbeeld. Zo verdwijnt ook reparatiekennis uit de samenleving.
De westerse samenleving is hierdoor veel afhankelijker geworden van producenten. Als iets kapotgaat, sta je er als consument doorgaans helemaal alleen voor. Zonder de juiste kennis en het juiste gereedschap kom je niet verder dan de constatering: hij doet het niet meer. En zonder professionele reparateurs in de buurt, of een handige amateur in je familie of vriendenkring, is de enige oplossing in zo’n geval: het kapotte voorwerp weggooien en iets nieuws kopen.
Deze manier van omgaan met spullen heeft grote gevolgen voor de grondstofvoorraden in de wereld. De voorraden olie, metalen en andere stoffen die nodig zijn voor de productie van onze gebruiksvoorwerpen, worden er in hoog tempo doorheen gejaagd. Dat is zorgelijk, want voor veel van deze stoffen geldt: op is op. En voor alle grondstoffen geldt dat steeds meer mensen er aanspraak op maken, aangezien de wereldbevolking groeit. Is het onder die omstandigheden vol te houden dat het normaal is om kapotte spullen weg te gooien en te vervangen, zonder zelfs maar te proberen om ze eerst eens te (laten) repareren?
Ongelukkig met weggooien
Voordat ik met het Repair Café begon, dacht ik dat niemand over dit onderwerp nadacht of zich er zorgen over maakte. Ik dacht dat iedereen, behalve een kleine groep milieuactivisten en ik, het wel prima vond. Intussen weet ik dat dat niet zo is. Sinds ik, door het Repair Café, bijna dagelijks mensen spreek over dit onderwerp, weet ik dat heel veel mensen, ook buiten de klassieke milieuwereld, niet gelukkig zijn met het weggooigedrag in onze samenleving. Ook niet met hun eigen weggooigedrag.
Ze vinden dit wel degelijk een probleem, maar zagen eerder vaak gewoon geen andere oplossing om te voorkomen dat hun huis dichtslibde met kapotte spullen.
Het Repair Café brengt de mogelijkheid van reparatie binnen handbereik voor steeds meer mensen. Het laat zien dat repareren niet moeilijk, stoffig en duur hoeft te zijn, maar in veel gevallen best meevalt, en dat repareren bovendien heel leuk en inspirerend kan zijn als je het samen doet met vrijwilligers uit je eigen buurt. Doordat enthousiaste vrijwilligers intussen al op honderden plaatsen in Nederland en daarbuiten hun eigen Repair Café-bijeenkomsten organiseren, wordt repareren voor steeds meer mensen een goed alternatief voor weggooien en nieuwe dingen kopen. Dat is winst.
Genoeg is een onafhankelijk tijdschrift en internetplatform voor iedereen die meer wil doen met minder. Genoeg komt vier keer per jaar uit en bestaat uit vier delen: Gelukkig met Genoeg, Genoeg voor iedereen, Geld genoeg en Praktisch genoeg. Magazine Genoeg is te koop in o.a. boekhandel en kiosk. Losse nummers zijn ook online te koop. Je kunt Genoeg volgen op Twitter of via Facebook.